Ieder merk wil zich in de markt positioneren en onderscheiden t.o.v. hun concurrentie. Met de huisstijl kun je dit doen, door middel van vormen, kleurgebruik en fotografie. Dit onderscheidende vermogen zit ook in de merktaal verscholen. Het is een taal die echt bij je merk past.
Zo is het de laatste jaren een trend geweest om functienamen te verleuken. Van Recruitment Ninja (recruiter) tot Part-time Czar (assistent-manager), we zijn ze allemaal tegen gekomen. Bij sommige merken past dit heel goed. Zo past Chief Chocolate Officer heel goed bij de baas van Tony’s Chocolonely. En past Verloningskoning (salarisadministrateur) heel goed bij de merktaal van Coolblue.
Maar we zagen het ook bij merken die een formele merktaal hebben, maar het als een sausje zagen om nieuwe mensen aan te trekken. Het is het opleuken van de buitenkant, maar wanneer je eenmaal binnen was klopte het niet bij het merk. Moet je eens nagaan dat je bij een reclamebureau binnenkomt als Crayon Evangelist, het hoofd van de grafische afdeling. Je hebt het idee dat je een enorme inbreng hebt, maar al snel blijkt dat je vooral moet uitvoeren wat de accountmanagers met de klant hebben bepaald. Ik denk niet dat zo’n persoon lang blijft werken op een plek waar het alleen een sausje is.
De merktaal helpt je dus te onderscheiden maar wel alleen door de merktaal in alle communicatie goed door te voeren. Het helpt je te positioneren in de arbeidsmarkt, bij de doelgroep en bij bestaande klanten en medewerkers. Zolang de merktaal consistent wordt toegepast, herkennen mensen je merk en onderscheid je je!